שמע  ישראל  יהוה  אלהינו  יהוה  אחד

Onderwerpen

De legende van de wijzen uit het oosten

door J.C. Plooy


Inleiding
Het brondocument
Historische geloofwaardigheid
Conclusie

Inleiding

Een van de bekendste verhalen rond de geboorte van Jezus is de legende van de ‘wijzen uit het oosten’ (ten onrechte ook wel ‘koningen’ of ‘magiërs’ genoemd). Kort nadat Jezus geboren was, zouden zijn ouders, Jozef en Maria, bezoek gekregen hebben van een aantal geleerden uit Mesopotamië, die hen gevonden hadden door een mysterieuze ster te volgen, hun kind eerden als goddelijke koning en ze kostbare geschenken gaven. De legende heeft zich diep genesteld in de christelijke spiritualiteit en is aanleiding geweest tot talrijke uitingen van christelijke kunst. Dat wil echter niet zeggen, dat het verhaal gebaseerd is op historisch betrouwbare informatie.

Veel gelovigen vinden het moeilijk, om te gaan met het feit dat in de Bijbel legenden zijn opgenomen. Legenden zijn verhalen die geweven zijn rond personen die werkelijk hebben geleefd en gebeurtenissen die zich werkelijk hebben voorgedaan, maar daar geen historisch betrouwbare informatie aan toevoegen. Hoewel legenden zich op het eerste gezicht voordoen als beschrijvingen van gebeurtenissen die zich werkelijk hebben voorgedaan, zijn zij niet bedoeld om historische informatie te verschaffen, maar - bijvoorbeeld - om bij de lezer een bepaalde waardering op te roepen voor de hoofdpersonen in het verhaal of voor het handelen van God in de geschiedenis. Veel gelovigen hebben er moeite mee te accepteren dat de Bijbel zulke verhalen bevat, omdat dit afbreuk zou doen aan het gezag van de Bijbel als Woord van God.

We mogen onze ogen er echter niet voor sluiten, dat het op zijn minst mogelijk is dat de bijbelschrijvers in hun teksten legenden verwerkt hebben, wellicht zelfs zonder zich daarvan bewust te zijn. De bijbelschrijvers hebben de historische betrouwbaarheid van hun bronnen immers vaak niet nauwkeurig onderzocht. Dit geldt niet alleen voor het Oude Testament, maar ook voor de evangeliën. Alleen de evangelist Lucas heeft eerst nauwkeurig onderzocht, of de verhalen die over Jezus de ronde deden, op waarheid gebaseerd waren (Lucas 1:1-4). De andere evangelisten zijn op dat punt minder kritisch geweest. Bovendien had men er destijds, zelfs onder historici, niet zoveel bezwaar tegen in geschiedschrijving legenden te verwerken.

Zeker in gevallen waarin er aanleiding is om aan de juistheid van de gegeven informatie te twijfelen, zullen we de aannemelijkheid ervan daarom kritisch moeten onderzoeken. Dat is niet in strijd met het gezag van de Bijbel als Woord van God, maar bevestigt dat juist. Als God zich bedient van een legende om zich te openbaren, komt het er immers voor ons op aan de desbetreffende tekst te lezen als legende en niet als historische waarheid.

Hierna zal ik de redenen geven op grond waarvan moet worden aangenomen, dat het verhaal van de wijzen uit het oosten een legende is. Dat betekent overigens niet, dat het verhaal ons niets meer te zeggen heeft. Het betekent alleen, dat de betekenis van het verhaal gezocht moet worden in iets anders dan geschiedschrijving.

Terug naar begin

Het brondocument

Het verhaal over de wijzen uit het oosten is uiteindelijk gebaseerd op slechts één document: het evangelie van Mattheüs. Zelfs in de andere evangeliën die in de Bijbel zijn opgenomen, vinden we geen enkele aanwijzing die het verhaal bevestigt. Het verhaal is opgenomen in Mattheüs 2, dat niet alleen het bezoek van de wijzen beschrijft, maar ook enkele episoden die erop volgen en er nauw mee verbonden zijn: de vlucht van Jozef en Maria naar Egypte, de moord op een aantal kinderen in Bethlehem, de terugkeer van Jozef en Maria naar Israel en ten slotte de vestiging van Jozef en Maria in Nazareth. Gelet op het feit dat deze episoden los staan van de rest van het evangelie, terwijl zij onderling wel sterk met elkaar samenhangen, mag worden aangenomen dat zij samen één doorlopend verhaal vormen dat in zijn geheel is ontleend aan één en dezelfde bron.

Het verhaal zoals weergegeven in Mattheüs 2 bevat niet alleen beschrijvingen van gebeurtenissen, maar op enkele plaatsen (de verzen 15, 17-18 en 23) ook commentaar van de schrijver, namelijk dat bepaalde gebeurtenissen moeten worden beschouwd als vervulling van oude profetieën. Dit commentaar behoort niet tot het verhaal zelf, maar vormt een reactie van de schrijver op het verhaal. Zo'n reactie kan voor de uitleg van het verhaal belangrijk zijn, maar is niet relevant voor de beantwoording van de vraag, welke gebeurtenissen werkelijk hebben plaatsgevonden.

Het verhaal zelf, zonder het commentaar van de schrijver, luidt in Nederlandse vertaling als volgt:

Toen nu Jezus geboren was te Bethlehem in Judea, in de dagen van koning Herodes, zie, wijzen uit het Oosten kwamen te Jeruzalem, en vroegen: “Waar is de koning der Joden, die geboren is? Want wij hebben zijn ster in het Oosten gezien en wij zijn gekomen om hem hulde te bewijzen.” Toen koning Herodes hiervan hoorde, ontstelde hij en geheel Jeruzalem met hem. En hij liet al de overpriesters en schriftgeleerden van het volk vergaderen en trachtte van hen te vernemen, waar de Christus geboren zou worden. Zij zeiden tot hem: “Te Bethlehem in Judea, want aldus staat geschreven door de profeet: ‘En gij, Bethlehem, land van Juda, zijt geenszins de minste onder de leiders van Juda, want uit u zal een leidsman voortkomen, die mijn volk Israël weiden zal.’” Toen riep Herodes de wijzen in het geheim en deed bij hen nauwkeurig navraag naar de tijd, dat de ster geschenen had. En hij liet hen naar Bethlehem gaan, en zeide: “Gaat en doet nauwkeurig onderzoek naar dat kind; en zodra gij het vindt, bericht het mij, opdat ook ik hem hulde ga bewijzen.” Zij hoorden de koning aan en reisden weg; en zie, de ster, die zij hadden gezien in het Oosten, ging hun voor, totdat zij kwam en stond boven de plaats, waar het kind was. Toen zij de ster zagen, verheugden zij zich met zeer grote vreugde. En zij gingen het huis binnen en zagen het kind met Maria, zijn moeder, en zij vielen neder en bewezen hem hulde. En zij ontsloten hun kostbaarheden en boden hem geschenken aan: goud en wierook en mirre. En van Godswege in de droom gewaarschuwd om niet tot Herodes terug te keren, trokken zij langs een andere weg naar hun land terug.
Toen zij weggetrokken waren, zie, een engel des Heren verschijnt Jozef in de droom en zegt: “Sta op, neem het kind en zijn moeder en vlucht naar Egypte, en blijf aldaar, totdat Ik het u zeg; want Herodes zal alles in het werk stellen om het kind om te brengen.” Hij stond op en hij nam in de nacht het kind en zijn moeder en week uit naar Egypte, en daar bleef hij tot de dood van Herodes.
Toen Herodes zag, dat hij door de wijzen misleid was, ontstak hij in hevige toorn en zond bevel om in Bethlehem en het gehele gebied daarvan al de jongens van twee jaar oud en daar beneden om te brengen, in overeenstemming met de tijd, die hij bij de wijzen had uitgevorst.
Toen Herodes gestorven was, zie, een engel des Heren verschijnt in de droom aan Jozef in Egypte, en zegt: “Sta op, neem het kind en zijn moeder en reis naar het land Israël, want zij, die het kind naar het leven stonden, zijn gestorven.” En hij stond op en hij nam het kind en zijn moeder en kwam in het land Israël. Toen hij echter hoorde, dat Archelaüs koning over Judea was in de plaats van zijn vader Herodes, vreesde hij daarheen te gaan. En van Godswege in de droom gewaarschuwd, ging hij naar het gebied van Galilea, en, daar gekomen, vestigde hij zich in een stad, genaamd Nazareth.

Terug naar begin

Historische geloofwaardigheid

De tekst ziet er op het eerste gezicht uit als een beschrijving van gebeurtenissen die zich op enkele welbepaalde plaatsen (Jeruzalem, Bethlehem, Egypte, Nazareth) op een welbepaald moment in de geschiedenis (tijdens en kort na de regering van koning Herodes de Grote) hebben voorgedaan. Het probleem is echter, dat dat op zichzelf niet voldoende is om het te beschouwen als geschiedschrijving. Het is immers ook mogelijk, dat het gaat om een van de vele legenden over Jezus die al kort na het ontstaan van het christendom de ronde deden. Aan het verhaal zelf is niet te zien, of het een dan wel het ander het geval is. Daarvoor moeten we beoordelen, of het verhaal historisch geloofwaardig is.

Een belangrijke reden om aan de historische geloofwaardigheid van het verhaal te twijfelen is, dat het verhaal, zoals vermeld, uiteindelijk gebaseerd is op slechts één document en de schrijver van dat document, de evangelist Mattheüs, er met het oog op de doelstelling van zijn evangelie belang bij had het verhaal op te nemen. In zulke omstandigheden moet de lezer ernstig rekening houden met de mogelijkheid, dat de schrijver de feiten anders heeft voorgesteld dan ze geweest zijn, of op zijn minst onkritisch is geweest met betrekking tot de bron waaraan hij de informatie heeft ontleend.

Welnu, als we het verhaal kritisch onderzoeken en vergelijken met informatie uit andere historische bronnen, kunnen we niet aan de conclusie ontkomen, dat het niet aannemelijk is dat de gebeurtenissen van het verhaal - afgezien van de geboorte van Jezus in Bethlehem - werkelijk hebben plaatsgevonden. Allereerst bevat het verhaal een aantal onwaarschijnlijke elementen. Bijvoorbeeld, dat de wijzen het huis van Jozef en Maria vonden doordat de ster erboven stond. Hoe kun je precies vaststellen, boven welk huis een ster zich bevindt? Ook dat Herodes de wijzen op zoek liet gaan naar het kind zonder iemand mee te sturen om het kind, zodra ze het gevonden hadden, om te brengen, is in het licht van de latere ‘kindermoord’ niet aannemelijk. Zulke elementen zijn echter niet doorslaggevend. Doorslaggevend is, dat de gebeurtenissen van het verhaal noch door het evangelie van Mattheüs zelf, noch door enige andere bijbelse bron, noch door een buitenbijbelse bron bevestigd worden, en dat zij zelfs regelrecht in tegenspraak zijn met informatie in het evangelie van Lucas.

1. Geen bevestiging in de Bijbel

De eerste reden waarom het verhaal van de wijzen niet op waarheid kan berusten is, dat vrijwel geen enkele gebeurtenis van het verhaal buiten het verhaal zelf door een bijbelse bron bevestigd wordt. Er is afgezien van het evangelie van Mattheüs geen enkel bijbels geschrift dat melding maakt van een bezoek van wijzen uit het oosten of daar zelfs ook maar een toespeling op maakt of een aanwijzing bevat die de werkelijkheid van zo'n bezoek bevestigt. Hetzelfde geldt voor de ‘kindermoord’ en het verblijf van Jezus in Egypte. Zelfs het evangelie van Mattheüs, waarin het verhaal is opgenomen, bevat buiten het verhaal zelf geen enkele aanwijzing, dat deze gebeurtenissen werkelijk hebben plaatsgevonden.

Op zich is het voor de aannemelijkheid van gebeurtenissen niet per se noodzakelijk, dat zij door een andere bron bevestigd worden. Dat is echter anders, als het gaat om gebeurtenissen die van zodanig belang waren, dat zij zeker ook hun sporen in andere bronnen nagelaten zouden hebben, als zij werkelijk hadden plaatsgevonden. In dat geval kan uit het ontbreken van bevestiging door een andere bron worden afgeleid, dat de gebeurtenissen niet hebben plaatsgevonden.

Er is in het verhaal van de wijzen uit het oosten slechts één feit dat door een andere bron bevestigd wordt, namelijk dat Jezus in Bethlehem geboren is. Dat feit wordt, onafhankelijk van Mattheüs, ook vermeld in het evangelie van Lucas. Verder is met betrekking tot dat feit van belang, dat het, als het niet waar was, zeker door de tegenstanders van de evangelisten weerlegd zou zijn, aangezien zij daarmee de claim van de christenen, dat Jezus de Messias was, hadden kunnen bestrijden. Op grond van deze argumenten is het aannemelijk, dat Jezus werkelijk in Bethlehem geboren is. Op dat punt is het verhaal van de wijzen uit het oosten dus historisch betrouwbaar.

Dat geldt echter niet voor alle andere gebeurtenissen die in het verhaal worden vermeld. Met name het feit dat wijzen uit het oosten al kort na Jezus' geboorte gekomen zouden zijn om hem als ‘koning der joden’ eer te bewijzen, zou een gegeven zijn geweest waar door schrijvers als Paulus, Lucas en Johannes zeker naar verwezen zou zijn, als het werkelijk was gebeurd. Deze schrijvers benadrukten in hun geschriften namelijk, dat Jezus niet alleen voor de joden, maar ook voor de ‘heidenen’ (niet-joden) de Messias was, door wie ook de heidenen deel konden krijgen aan het koninkrijk van God. Als het bezoek van de (heidense) wijzen werkelijk had plaatsgevonden, zouden zij dat dan ook zeker hebben gebruikt om hun boodschap kracht bij te zetten: terwijl de joodse autoriteiten rustig in Jeruzalem bleven, werd Jezus al door heidenen geëerd.

Uit het feit dat het bezoek van de wijzen op geen enkele wijze door enige bijbelse bron buiten het verhaal zelf bevestigd wordt, is dus af te leiden, dat het bezoek niet werkelijk heeft plaatsgevonden. Omdat het verhaal een direct verband legt tussen het bezoek van de wijzen enerzijds en de ‘kindermoord’ en het verblijf van Jezus in Egypte anderzijds, en ook die gebeurtenissen op geen enkele wijze door een bijbelse bron buiten het verhaal zelf bevestigd wordt, geldt daar hetzelfde voor. Kortom, het gebrek aan bevestiging door bijbelse bronnen wijst erop, dat het verhaal niet op waarheid berust.

De enig mogelijke verklaring voor het ontbreken van bevestiging in andere bijbelse geschriften zou zijn, dat de schrijvers van die geschriften niet van de gebeurtenissen geweten hebben. Die verklaring lijkt plausibel met betrekking tot Paulus, maar gaat zeker niet op met betrekking tot Lucas en Johannes. Als het verhaal op waarheid zou berusten, zou het namelijk gebaseerd moeten zijn op informatie van inwoners van Jeruzalem en Bethlehem en van Jezus' familie. Het is niet mogelijk dat de informatie dan alleen Mattheüs bereikt zou hebben. Wat de gebeurtenissen in Jeruzalem en de ‘kindermoord’ in Bethlehem betreft, gaat het immers om informatie die al decennia lang in brede kring bekend geweest zou moeten zijn en die dan ook niet aan de volgelingen van Jezus ontgaan kon zijn. En wat de gebeurtenissen rond Jozef en Maria betreft - met name het bezoek van de wijzen en het verblijf in Egypte -, gaat het om informatie die Mattheüs alleen via de familieleden van Jezus bereikt zou kunnen hebben, maar in dat geval ook aan Lucas en Johannes bekend geweest zou moeten zijn.

Vooral Lucas zou van deze gebeurtenissen geweten moeten hebben, omdat hij juist met betrekking tot het begin van Jezus' leven zijn informatie heeft ontleend aan een bron die zich moet hebben gebaseerd op herinneringen van Jezus' moeder, Maria. Als Lucas via die bron uitgebreid geïnformeerd is over de voorgeschiedenis van Jezus' geboorte, het bezoek van een groep herders en de ontmoeting van Jozef en Maria met Simeon en Anna in de tempel (Lucas 1:26-2:39), moet hij ook geweten hebben van het bezoek van de wijzen en het verblijf in Egypte, die immers, als zij werkelijk hadden plaatsgevonden, eveneens een onuitwisbare indruk op Maria gemaakt zouden moeten hebben. Hetzelfde geldt voor de vroegchristelijke gemeente in Jeruzalem, waarvan Maria deel uitmaakte en waarin Jezus' broers een prominente plaats innamen. Kortom, als het verhaal op waarheid zou berusten, zou in elk geval ook Lucas geweten moeten hebben, dat wijzen uit het oosten Jezus hadden bezocht en dat Jezus als kind enige tijd in Egypte had verbleven. Uit het feit dat zijn geschriften geen enkele aanwijzing bevatten die deze gebeurtenissen bevestigt, kan dan ook worden afgeleid, dat de gebeurtenissen niet werkelijk hebben plaatsgevonden. Het is zelfs waarschijnlijk dat Lucas het verhaal wel heeft gekend, maar bij zijn onderzoek heeft vastgesteld dat het niet op waarheid berustte (vgl. Lucas 1:1-4).

2. Geen bevestiging in buitenbijbelse bronnen

De tweede reden waarom het verhaal van de wijzen niet op waarheid kan berusten is, dat het bezoek van de wijzen aan Jeruzalem en de ‘kindermoord’ in Bethlehem op geen enkele wijze door een buitenbijbelse bron bevestigd worden. Zelfs de geschriften van de joodse geschiedschrijver Flavius Josefus, die de geschiedenis van de laatste jaren van de regering van Herodes de Grote gedetailleerd beschreven heeft, bevatten geen enkele aanwijzing die erop wijst dat in die tijd in Jeruzalem wijzen uit het oosten waren gekomen die op zoek waren naar een nieuwe koning der joden en dat Herodes als reactie daarop een aantal kinderen in Bethlehem had laten vermoorden.

Dat de gebeurtenissen rond Jozef en Maria niet in buitenbijbelse bronnen worden vermeld, is begrijpelijk. Afgezien van de volgelingen van Jezus was destijds immers niemand in die gebeurtenissen geïnteresseerd. Maar dat ligt anders met betrekking tot het bezoek van de wijzen aan Jeruzalem en de ‘kindermoord’. Als het verhaal op waarheid zou berusten, zou heel Jeruzalem door het bezoek van de wijzen in rep en roer gebracht zijn. Verder zou Herodes er zó door verontrust zijn geweest, dat hij een raad van adviseurs in religieuze zaken bijeengeroepen heeft en, nadat hij te horen had gekregen dat de nieuwe koning in Bethlehem geboren zou moeten zijn, voor de zekerheid alle pasgeboren jongetjes in dat dorp heeft laten vermoorden. Het is ondenkbaar dat zulke gebeurtenissen, die direct verband hielden met de politieke situatie in Judea, de terreur van Herodes en het toenemend messianisme, door de toenmalige kroniekschrijvers genegeerd zouden zijn.

Met betrekking tot Flavius Josefus komt daar nog iets bij. Volgens het beeld dat Josefus van Herodes heeft geschetst, werden diens laatste regeringsjaren gekenmerkt door een toenemende, aan waanzin grenzende angst voor troonpretendenten en vermeende troonpretendenten en door een wrede terreur waarmee hij op elke potentiële binnenlandse dreiging reageerde. Omdat dat beeld bevestigd zou zijn door de reactie van Herodes op de komst van de wijzen en de irrationele wreedheid van de ‘kindermoord’, zou Josefus daar zeker melding van hebben gemaakt, als zij werkelijk hadden plaatsgevonden. Temeer omdat deze gebeurtenissen, als zij werkelijk door een goed geïnformeerde bron aan Mattheüs waren overgeleverd, decennia later nog onder de inwoners van Jeruzalem en Bethlehem bekend geweest moeten zijn en dus diepe indruk gemaakt moeten hebben. Uit het feit dat Josefus' geschriften de gebeurtenissen niet vermelden en zelfs geen enkele aanwijzing bevatten die de gebeurtenissen bevestigt, kan dan ook worden afgeleid, dat zij niet werkelijk hebben plaatsgevonden.

3. Tegenspraak met informatie in het evangelie van Lucas

De derde reden waarom het verhaal van de wijzen niet op waarheid kan berusten is, dat de informatie die het bevat op een aantal cruciale punten in tegenspraak is met informatie in het evangelie van Lucas:

  • Volgens het verhaal van de wijzen woonden Jozef en Maria vóór de geboorte van Jezus in Bethlehem en zijn zij daar pas na het bezoek van de wijzen uit vertrokken. Dat is in tegenspraak met de uitdrukkelijke vermelding in het evangelie van Lucas, dat zij in Nazareth woonden en ten tijde van de geboorte van Jezus slechts tijdelijk in Bethlehem verbleven (Lucas 1:26-27, 2:4-7). Het is niet mogelijk dit verschil tussen de evangeliën te verklaren door aan te nemen, dat Mattheüs het niet belangrijk gevonden heeft de reis van Nazareth naar Bethlehem te vermelden. Mattheüs vermeldt immers uitdrukkelijk, dat Jozef en Maria zich pas na hun verblijf in Egypte in Nazareth gingen vestigen, hetgeen impliceert dat zij voordien nog niet in Nazareth woonden.

  • Het verhaal van de wijzen impliceert dat de wijzen Jezus pas geruime tijd nadat hij geboren was, zouden hebben bezocht. Het verhaal vermeldt immers, dat Herodes zich nauwkeurig had laten informeren over het moment waarop het kind geboren zou zijn en in Bethlehem alle jongens van twee jaar oud en jonger liet ombrengen, ‘in overeenstemming met de tijd, die hij bij de wijzen had uitgevorst’. Daaruit kan worden afgeleid, dat Jezus ten tijde van de ‘kindermoord’ minstens een half jaar - waarschijnlijk zelfs meer dan een jaar - oud geweest moet zijn. Uit het evangelie van Lucas blijkt echter, dat Jozef en Maria al ongeveer twee maanden nadat Jezus geboren was, uit Bethlehem vertrokken waren (zie Lucas 2:39). Dat betekent dat zij ten tijde van het bezoek van de wijzen niet meer in Bethlehem gewoond kunnen hebben. Het is niet mogelijk deze discrepantie te verzoenen door aan te nemen dat Jozef en Maria eerst nog een jaar in Bethlehem zijn blijven wonen alvorens naar Nazareth terug te keren. Volgens het evangelie van Lucas woonden zij immers in Nazareth en verbleven zij slechts tijdelijk in Bethlehem. In die setting laat Lucas 2:39 geen andere uitleg toe, dan dat Jozef en Maria zo snel mogelijk weer naar huis zijn gegaan.

  • Volgens het verhaal van de wijzen zijn Jozef en Maria vanuit Bethlehem naar Egypte gevlucht. Dat is in tegenspraak met de uitdrukkelijke vermelding in het evangelie van Lucas, dat zij na hun verblijf in Bethlehem naar Nazareth terugkeerden (Lucas 2:39). Het is niet mogelijk dit verschil tussen de evangeliën te verklaren door aan te nemen, dat Lucas het niet belangrijk gevonden heeft het verblijf in Egypte te vermelden. Aangezien Jozef en Maria volgens het evangelie van Lucas in Nazareth woonden en slechts tijdelijk in Bethlehem verbleven, impliceert het gebruik van het woord ‘terugkeren’ in Lucas 2:39 immers, dat zij weer naar hun woonplaats gingen. Dat laat geen ruimte voor een vlucht naar Egypte.

  • Volgens het verhaal van de wijzen zijn Jozef en Maria pas na hun terugkeer uit Egypte in Nazareth gaan wonen. Dat is in tegenspraak met de uitdrukkelijke vermelding in het evangelie van Lucas, dat Jozef en Maria al vóór de geboorte van Jezus in Nazareth woonden (Lucas 1:26-27, 2:4-7).

  • Volgens het verhaal van de wijzen is Jezus geruime tijd voor de dood van Herodes geboren. Dat is in tegenspraak met sterke aanwijzingen in het evangelie van Lucas, dat Jezus pas na de dood van Herodes geboren is. Zo wijst het contrast tussen de formulering van Lucas 2:1-2 en die van Lucas 1:5 erop, dat de gebeurtenissen die beschreven worden in Lucas 2:1-7 (inclusief de geboorte van Jezus) pas plaatsvonden nadat Herodes gestorven was en Palestina onder rechtstreeks bestuur van de romeinse goeverneur in Syrië gekomen was. Ook uit het feit dat Jozef en Maria volgens Lucas 2:4-5 voldeden aan een registratieverplichting die was opgelegd in naam van keizer Augustus, kan worden afgeleid dat de gebeurtenissen plaatsvonden na de dood van Herodes, omdat een dergelijke verplichting wegens de autonomie van Herodes' koninkrijk niet voor hen gegolden zou hebben als Herodes nog in leven was.

Deze tegenstrijdigheden impliceren, dat het verhaal van de wijzen en het evangelie van Lucas niet allebei juist kunnen zijn. Omdat de bronnen van Lucas beter geïnformeerd waren en ook met meer historische deskundigheid zijn verwerkt dan die van Mattheüs, is bij tegenstrijdigheid tussen beide evangeliën de versie van Lucas aannemelijker dan die van Mattheüs. Dit betekent dat het verhaal van de wijzen niet op waarheid kan berusten.

Het belang van dit derde argument kan moeilijk worden overschat. Evangelische christenen zijn geneigd informatie uit de Bijbel zonder meer voor waar aan te nemen. Het is echter niet mogelijk tegelijk vast te houden aan de historische waarheid van het verhaal van de wijzen en aan de historische juistheid van de informatie van Lucas. De tegenstrijdigheden dwingen ertoe een afweging te maken en vast te stellen, welke informatie op grond van het beschikbare bewijs het meest aannemelijk is. Zoals in het voorgaande is uiteengezet, is er dan veel meer reden om geloof te hechten aan de informatie van Lucas dan aan het verhaal van de wijzen. Dit betekent niet dat het verhaal van de wijzen onbetrouwbaar is, maar dat de betekenis ervan gezocht moet worden in iets anders dan het verstrekken van historische informatie.

Terug naar begin

Conclusie

Op grond van de hiervoor gegeven redenen moet worden geconcludeerd, dat het verhaal van de wijzen uit het oosten geen aannemelijke historische informatie bevat, maar moet worden beschouwd als een van de vele legenden die al spoedig na het ontstaan van het christendom om de persoon van Jezus waren ontstaan.

Het is mogelijk dat Mattheüs het verhaal in zijn evangelie heeft opgenomen omdat hij zich niet realiseerde dat het een legende was. Maar het is ook mogelijk, dat hij er niet zoveel bezwaar tegen had deze legende in zijn evangelie op te nemen, omdat hij niet de bedoeling had een exacte beschrijving van gebeurtenissen rond Jezus' geboorte te geven, maar een vooruitblik op de betekenis van Jezus als de beloofde joodse Messias die ook door de heidenen zou worden vereerd.

Dit heeft uiteraard consequenties voor de uitleg van het verhaal. Als legende over Jezus dient het niet om historische informatie te verschaffen, maar om iets over de persoon van Jezus te openbaren. Wellicht kan het verhaal het beste worden uitgelegd als een joodse midrasj over de aard van Jezus' messiasschap en de universaliteit ervan [1]. Maar het zou beslist onjuist zijn, het te beschouwen als een beschrijving van historische werkelijkheid.

Terug naar begin


1. Voor een verhelderende uiteenzetting over de betekenis van midrasjīm verwijs ik naar Carl Kinbar, ‘Israel, Torah, and the Knowledge of God: Engaging the Jewish Conversation’, Kesher 24 (Summer 2010), pp. 1-28.


Deze site is in ontwikkeling en zal geleidelijk worden verbeterd en aangevuld.
Ik raad u daarom aan mij geregeld te bezoeken om kennis te nemen van eventuele updates.
© Jacobus C. Plooy, DJC
Datum laatste update van deze pagina: 23 mei 2018