Dit is het, waarvan gesproken is door de profeet Joël: [...].
(Handelingen 2:16)
Deze, naar de bepaalde raad en voorkennis van God uitgeleverd, hebt gij door de handen van wetteloze mensen aan het kruis genageld en gedood.
(Handelingen 2:23)
Daar hij nu [David] een profeet was en wist, dat God hem onder ede gezworen had een uit de vrucht zijner lendenen op zijn troon te doen zitten, heeft hij in de toekomst gezien en gesproken van de opstanding van de Messias, dat hij niet aan het dodenrijk is overgelaten, noch zijn vlees ontbinding heeft gezien.
(Handelingen 2:30-31)
David is niet opgevaren naar de hemelen, maar hij zegt zelf: ”Jahweh heeft gezegd tot mijn Here: zet u aan mijn rechterhand, totdat Ik uw vijanden gemaakt heb tot een voetbank voor uw voeten.” Dus moet ook het ganse huis Israels zeker weten, dat God hem èn tot Here èn tot Messias gemaakt heeft, deze Jezus, die gij gekruisigd hebt.
(Handelingen 2:34-36)
De God van Abraham en Isaak en Jakob, de God onze vaderen, heeft zijn knecht Jezus verheerlijkt, die gij hebt overgeleverd en verloochend ten overstaan van Pilatus, ofschoon deze oordeelde, dat men hem moest loslaten. Doch gij hebt de heilige en rechtvaardige verloochend en begeerd, dat u een man, die een moordenaar was, geschonken zou worden; en de leidsman ten leven hebt gij gedood, maar God heeft hem opgewekt uit de doden, waarvan wij getuigen zijn. [...] En nu, broeders, ik weet, dat gij uit onkunde hebt gehandeld, gelijk ook uw oversten; maar zo heeft God in vervulling doen gaan wat Hij bij monde van alle profeten tevoren geboodschapt had, dat zijn Messias moest lijden.
(Handelingen 3:13-18)
Hem [Jezus] moest de hemel opnemen tot de tijden van de wederoprichting aller dingen, waarvan God gesproken heeft bij monde van zijn heilige profeten, van oudsher. Mozes toch heeft gezegd: “Jahweh God zal u een profeet doen opstaan uit uw broeders, gelijk mij: naar hem zult gij horen in alles wat hij tot u spreken zal; en het zal geschieden, dat alle ziel, die naar deze profeet niet hoort, uit het volk zal worden uitgeroeid.” En al de profeten, van Samuel af en vervolgens, zovelen er hebben gesproken, hebben ook deze dagen aangekondigd.
(Handelingen 3:21-24)
Inderdaad zijn in deze stad vergaderd tegen uw heilige knecht Jezus, die Gij gezalfd hebt, Herodes zowel als Pontius Pilatus met de heidenen en de volken van Israel, om te doen al wat uw hand en uw raad tevoren bepaald had, dat geschieden zou.
(Handelingen 4:27-28)
Wie van de profeten hebben uw vaderen niet vervolgd? Zelfs hebben zij hen gedood, die geprofeteerd hebben van de komst van de rechtvaardige, van wie gij nu verraders en moordenaars geworden zijt.
(Handelingen 7:52)
Het gedeelte van de Schrift, dat hij las, was dit: “Gelijk een schaap werd hij ter slachting geleid; en gelijk een lam stemmeloos is tegenover de scheerder, zo doet hij zijn mond niet open. In de vernedering werd zijn oordeel weggenomen: wie zal zijn afkomst verhalen? Want zijn leven wordt van de aarde weggenomen.” En de kamerling antwoordde, en zeide tot Filippus: “Ik vraag u, van wie zegt de profeet dit? Van zichzelf of van iemand anders?” En Filippus opende zijn mond, en uitgaande van dat schriftwoord, predikte hij hem Jezus.
(Handelingen 8:32-35)
Van hem getuigen alle profeten, dat een ieder, die in hem gelooft, vergeving van zonden ontvangt door zijn naam.
(Handelingen 10:43)